Door ons beider gedragen…

Het is ergens midden april als ik bruusk wordt wakker geschud uit de serie die ik op dat moment aan het bekijken ben. Ik doe verschrikt mijn koptelefoon uit en kijk mijn man vragend aan. Het is snel duidelijk: hij is gefrustreerd, een tikkeltje boos. Ok dan, hij staat op het punt van ontploffen. Sinds enige weken werkt mijn man ook s ’avonds door aan de verbouwing van ‘de Granges’ terwijl ik de tijd dood met het lezen van een boek of het bekijken van één of andere geestdodende serie. Ik heb er ondertussen al enkele achter de kiezen en het begint me een beetje te vervelen.

Hoewel ik niet vies ben van een beetje werken hou ik me ver van de eigenlijke verbouwingen. Ervaring leert me immers dat ik steevast in de weg loop en na enkele minuten heb ik het gevoel dat mijn eigenlijke aanwezigheid de balans van het werk verstoort en dan begint er plots van alles mis te gaan, te beginnen met het goede humeur van mijn man. Het is een beetje als met computers: eens ik erachter ga zitten gaat er van alles haperen. Het moet te maken hebben met de energie die ik uitstraal denk ik: machines geraken ervan in de war en mijn man blijkbaar ook. Enfin…alles kan veranderen, mijn energie ook zo blijkt.

Mijn man was bezig met het plaatsen van fermacell platen, niet de éénmansplaten, neen hoor, de grote platen: platen die met twee man moeten worden geplaatst. Geen wonder dat dat dus niet altijd lukt en als het al gaat, dan is het traag en is het geen cadeau voor je rug, schouders, knieën… je hele lichaam eigenlijk. Zijn blik was helder: ik zou hem nu meteen en wel onmiddellijk gaan helpen! Was ik even gepikeerd? Het is niet dat ik niet wil helpen. Ik heb het gevoel dat ik niet mag helpen. Dat is een groot verschil.

Aldus: sinds die dag help ik elke avond mee. Het doet deugd: het werk gaat sneller vooruit en mijn man en ik kunnen hartelijk lachen om mijn stunteligheid. Natuurlijk heb ik ook mijn man één en ander moeten bijbrengen. Bijvoorbeeld dat hij minstens drie zinnen meer uitleg moet geven dan hij initieel van plan was. Of dat hij vooraleer hij een zware plaat opheft instructies moet geven waar die moeten komen en niet als hij ze al vastheeft en bijna kapot gaat onder het gewicht. En neen dat ik niet uit zijn houding de richting kan aflezen maar dat hij me dat wel degelijk moet zeggen. Een nagelpistool? Neen, ik weet niet hoe dat werkt.

‘Ga jij eens even een bus fermacell lijm vervangen?’ Euhm?
‘Neem nu dat derde hand en zet het onder de plaat.’
vraagt hij als hij een plaat aan het optillen is. ‘Euhm derde hand? Bedoel je die van mij?’
‘De platendrager! Pak hem toch en zet hem onder de plaat.” als we op een stelling (ik tril al op mijn benen, ik heb immers hoogtevrees) plafondplaten aan het plaatsen zijn. ‘Wuk?’
‘Schat, die isolatie is te dik en past er niet in.’ ‘Wel, scheur hem dan in twee’. ‘Euhm ok’, en ik ga aan de slag. Hij kijkt me even oprecht verbaasd aan. ‘Neen, schat, niet op die manier in twee, zo past hij er namelijk nog altijd niet in hé…’ ‘Oh ja’, giechel ik gegeneerd wanneer ik begrijp dat er twee manieren zijn van ‘in twee scheuren’.

Maar na enkele maanden kan ik trots zeggen dat nagelpistolen, nietjespistolen, klopboormachines, isolatiemateriaal, panlatten, allerlei soorten zaagmachines en ga zo maar door, geen (of toch veel minder…) geheimen meer voor mij hebben. Gewapend met werkbroek, voorzien van eigen meter, potlood, breekmes, nietjes en allerhande materiaal ga ik de uitdaging aan.  En als bonus: deze verbouwing is door ons beider gedragen. Dat geeft veel voldoening. Zien hoe een stenen gebouw langzaam maar zeker onder onze handen – het ene paar al wat bekwamer dan het andere -transformeert naar de plek die we binnen onafzienbare tijd ‘thuis’ zullen noemen, is een bijzondere ervaring.

Deel dit bericht: